Efteling - Villa Volta
KAMER 1
In het midden van de 18de eeuw, overspoelden golven van geweld onze Brabantse Kempen en het Limburgse platteland.
Horden van gewetenloos boevenpak trokken plunderend en brandstichtend door onze vredige dreven.
Zij noemden zich 'De Bokkenrijders' naar schimmige luchtgeesten, die volgens een Middeleeuwse mythe op bokken gezeten door de donkere en nachtelijke hemel zweefden en zelfs afgesloten huizen konden binnendringen...
De bokkenrijers addergebroed da ist, ze moeten ze uitroeien met wortel en pak dat moeten ze.
Jah das zeker Marie, Das zeker.
Ik heb gehoord dat ze verlede vannacht de stee van Arjan de Stoere hebben platgebrand en alles van waarde hebben meegenomen!
Ooh jah tis toch nie waar he??
Addergebroed da ist.
Ze zeggen dat hun ogen licht geven in den donker en dat ze zo rap zijn dat het noodlot u treft als de donder.
Gezwets dat zeg ik u achterbaks gepeupel dat met lage streken en omkoperrij het gewone volk oplicht. Laat ze de landheer maar eens beroven dan komen ze van een koude kermis thuis .
De mythe verhaalt dat dit duivelse leger van bokkenrijders zijn einde vond in een gruwelijke slag hoog in de hemelen boven de Postelse abdij. 60 Lange jaren oefende de bende een waar schrikbewind uit over de plattelandsbevolking. Hun satanische gildeteken een bokkenpoot vervulde ieder in huiver en angst . Vervloekt zijn die bokkenrijders, de parasieten van deze streek en den Hugo in het bijzonder.
Het is een goddeloze doerak die Hugo met zijn lange zwarte manen ist den duvel gelijk , wanneer hij in de buurt is bent ge uw leven niet zeker.
Om nog te zwijgen over haven en goed.
Zelfs de grendels voor de valdeuren houden hem niet tegen.
Ach here wie zal ons kunnen verlossen van zulke kwelgeesten ??
Unne godslasterlijke bandiet das zeker maar bedenk wel Hoogmoed komt voor den val.
Dat kan wel zijn dorpsheer maar voorlopig trekt HIJ zich daar niks van aan.
Als jongeling deugde die al niet altijd tegen het geheur in ge zag et toen al aankomen dat 'ie een deugniet zou worden
Hoort hier het verhaal van Hugo, Hugo van den Loonsche Duynen die zich bij dit gemene pak van rovers aansloot , een man zonder enig mededogen bezeten van een tomeloze hebzucht en gier naar geld : Hugo De Bokkenrijder
KAMER 2
Dit huis dit vervloekte huis het is een hel gelijk.
Die ene vervloekte avond in de Belgische Kempen.
De zon stond laag en we zochten bedden voor de nacht, maar van dorpen was geen spoor.
Maar ineens in de verte een groot gebouw. De abdij van Postel wisten wij.
We brachten de paarden in galop en toen de zon was weggezakt kwamen we aan bij de kapel.
Er was licht achter de ramen en het was er doodstil. Geen monnikenzang of vroom geprevel.
Achter de kapeldeur gouden kelken en zilveren kandelaars voor het oprapen! Ha ha ha, met deze gedachte ramden we de deur .
Geen mens, op het altaar glinsterde de buit, de kaarsen waren ontstoken. Vreemd.
Mijn mannen kraakten het offerblok en ikzelf leegde het altaar en toen plotseling op mijn schouder een slanke hand.
Ik keek om en achter mij stond een jonge vrouw haar ogen vol vuur.
Allen zagen haar en het gerinkel verstomde.
Zij leek te zweven in haar lange witte kleed.
Even voelde ik iets van angst en ze sprak tot mij :”Gij Hugo van den Loonse-Duynen, Gij ontheiligt hier dit huis. Zo kom tot inkeer en roep niet de toorn des Heren over u af.”
Maar ik, ik overwon mijn angst, hoonde haar weg met schampere lach en stootte haar ruw terug.
Ik riep de mannen op te gaan en zag dat zij zich oploste in het niets.
Een dag later bereikte ik mijn huis, ik schrok. Boven op de gevel stond: zíj, de dame uit de kapel. Haar armen wuifden als wiegden ze op de wind.
Ik hoorde haar stem als zweefde die in m’n hoofd: ”Nergens in uw eigen huis noch waar ook ter wereld zult gij rust of vrede vinden, Nu gij Gods huis geschonden hebt."
Eerst dan wanneer een edel mens met het reine geweten van een pas geboren kind uw woonstede zal betreden,
Dán zult gij vrede vinden in uw huis en in uw hart”.
Die ban! Mijn grúwelijk lot is tot op heden niet gebroken.
Treed binnen met een reine ziel opdat de doem valt van dit huis en mijn ziel de rust verkrijgt waar ik zo hevig naar verlang.
In het midden van de 18de eeuw, overspoelden golven van geweld onze Brabantse Kempen en het Limburgse platteland.
Horden van gewetenloos boevenpak trokken plunderend en brandstichtend door onze vredige dreven.
Zij noemden zich 'De Bokkenrijders' naar schimmige luchtgeesten, die volgens een Middeleeuwse mythe op bokken gezeten door de donkere en nachtelijke hemel zweefden en zelfs afgesloten huizen konden binnendringen...
De bokkenrijers addergebroed da ist, ze moeten ze uitroeien met wortel en pak dat moeten ze.
Jah das zeker Marie, Das zeker.
Ik heb gehoord dat ze verlede vannacht de stee van Arjan de Stoere hebben platgebrand en alles van waarde hebben meegenomen!
Ooh jah tis toch nie waar he??
Addergebroed da ist.
Ze zeggen dat hun ogen licht geven in den donker en dat ze zo rap zijn dat het noodlot u treft als de donder.
Gezwets dat zeg ik u achterbaks gepeupel dat met lage streken en omkoperrij het gewone volk oplicht. Laat ze de landheer maar eens beroven dan komen ze van een koude kermis thuis .
De mythe verhaalt dat dit duivelse leger van bokkenrijders zijn einde vond in een gruwelijke slag hoog in de hemelen boven de Postelse abdij. 60 Lange jaren oefende de bende een waar schrikbewind uit over de plattelandsbevolking. Hun satanische gildeteken een bokkenpoot vervulde ieder in huiver en angst . Vervloekt zijn die bokkenrijders, de parasieten van deze streek en den Hugo in het bijzonder.
Het is een goddeloze doerak die Hugo met zijn lange zwarte manen ist den duvel gelijk , wanneer hij in de buurt is bent ge uw leven niet zeker.
Om nog te zwijgen over haven en goed.
Zelfs de grendels voor de valdeuren houden hem niet tegen.
Ach here wie zal ons kunnen verlossen van zulke kwelgeesten ??
Unne godslasterlijke bandiet das zeker maar bedenk wel Hoogmoed komt voor den val.
Dat kan wel zijn dorpsheer maar voorlopig trekt HIJ zich daar niks van aan.
Als jongeling deugde die al niet altijd tegen het geheur in ge zag et toen al aankomen dat 'ie een deugniet zou worden
Hoort hier het verhaal van Hugo, Hugo van den Loonsche Duynen die zich bij dit gemene pak van rovers aansloot , een man zonder enig mededogen bezeten van een tomeloze hebzucht en gier naar geld : Hugo De Bokkenrijder
KAMER 2
Dit huis dit vervloekte huis het is een hel gelijk.
Die ene vervloekte avond in de Belgische Kempen.
De zon stond laag en we zochten bedden voor de nacht, maar van dorpen was geen spoor.
Maar ineens in de verte een groot gebouw. De abdij van Postel wisten wij.
We brachten de paarden in galop en toen de zon was weggezakt kwamen we aan bij de kapel.
Er was licht achter de ramen en het was er doodstil. Geen monnikenzang of vroom geprevel.
Achter de kapeldeur gouden kelken en zilveren kandelaars voor het oprapen! Ha ha ha, met deze gedachte ramden we de deur .
Geen mens, op het altaar glinsterde de buit, de kaarsen waren ontstoken. Vreemd.
Mijn mannen kraakten het offerblok en ikzelf leegde het altaar en toen plotseling op mijn schouder een slanke hand.
Ik keek om en achter mij stond een jonge vrouw haar ogen vol vuur.
Allen zagen haar en het gerinkel verstomde.
Zij leek te zweven in haar lange witte kleed.
Even voelde ik iets van angst en ze sprak tot mij :”Gij Hugo van den Loonse-Duynen, Gij ontheiligt hier dit huis. Zo kom tot inkeer en roep niet de toorn des Heren over u af.”
Maar ik, ik overwon mijn angst, hoonde haar weg met schampere lach en stootte haar ruw terug.
Ik riep de mannen op te gaan en zag dat zij zich oploste in het niets.
Een dag later bereikte ik mijn huis, ik schrok. Boven op de gevel stond: zíj, de dame uit de kapel. Haar armen wuifden als wiegden ze op de wind.
Ik hoorde haar stem als zweefde die in m’n hoofd: ”Nergens in uw eigen huis noch waar ook ter wereld zult gij rust of vrede vinden, Nu gij Gods huis geschonden hebt."
Eerst dan wanneer een edel mens met het reine geweten van een pas geboren kind uw woonstede zal betreden,
Dán zult gij vrede vinden in uw huis en in uw hart”.
Die ban! Mijn grúwelijk lot is tot op heden niet gebroken.
Treed binnen met een reine ziel opdat de doem valt van dit huis en mijn ziel de rust verkrijgt waar ik zo hevig naar verlang.
Songteksten.net heeft toestemming van Stichting FEMU om deze songtekst te tonen.
De songteksten mogen niet anders dan voor privedoeleinden gebruikt worden, iedere andere verspreiding van de songteksten is niet toegestaan.