Bonnie St. Claire - Het grote sprookjeslied
Verteller:
Ik weet een oudkasteel te staan - maar ‘k zeg aan niemand wáár
Daar komen midden in de nacht - de sprookjes bij elkaar
Kabouter Kees staat bij het hek - hij kent ze op een prik
Geen mens mag daar naar binnen gaan - nou ja... behalve ik.
Wij zijn de figuren uit het grote sprookjesboek
en brengen aan de kinderen ‘s avonds een bezoek
dan gaan we weer de kast in maar slaap is er niet bij
want als de kinderen slapen, dan zijn wij lekker vrij
wij willen wel eens praten, er zit ons heel wat dwars
van wat men over ons vertelt klopt bijna nooit een snars.
gemompel: “Inderdaad” en “Moet afgelopen zijn” etc.
Verteller:
Jongens, jongens, stop eens even. Zó komen we er nooit uit.
Ieder op zijn beurt, eerst Hans en Grietje.
[Hans] Toen ik al m’n kruimels strooide wist ik heus wel wat ik deed
[Grietje] Want een kind van onze leeftijd weet wel wat een vogel eet
[Samen] Morgen zou ik ‘t koekhuis vinden - stond in ‘t sprookjesboek
vermeld
[Grietje] Hij had dus geen brood meer nodig
[Samen] Dat wordt er niet bij verteld.
Verteller:
Zo, nú klein Duimpje dan. Je staat zo te dringen.
Het idee om iets te strooien dat keek Hans eerst af van mij
maar bedanken voor die vinding is er bij dat joch nooit bij
En de heks ging in de oven, dat deed Grietje met geweld
Zoiets kun je toch niet maken - dat wordt er niet bij verteld
[Allen] Dat wordt er niet bij verteld.
Wij zijn de figuren uit het grote sprookjesboek
en brengen aan de kinderen ‘s avonds een bezoek
dan gaan we weer de kast in maar slaap is er niet bij
want als de kinderen slapen, dan zijn wij lekker vrij
wij willen wel eens praten, er zit ons heel wat dwars
van wat men over ons vertelt klopt bijna nooit een snars.
Verteller:
Nou, Klein Duimpje, doe je vinger naar beneden, jij met je gezeur, jij
bent al geweest.
Nu eerst Roodkapje.
Ieder kind vindt mij een domoor en dat komt me slecht van pas
Ik zag heus wel aan die oren dat het niet mijn oma was
Maar wat moest ik anders zeggen? Ik, Roodkapje ben geen held
‘K hoopte dat de wolf bleef liggen, dat wordt er niet bij verteld.
Verteller:
En dan gaan we nu naar het lieve, Kleine Geitje luisteren.
Ik zit heel de dag in spanning of de wolf m’n broertjes vindt
en dan alsmaar in die klok - da’s geen leven voor een kind
Ik heb tevens nog de zorgen - als er ‘s avonds wordt gebeld
hoe ik bij de deur omhoog klim, dat wordt er niet bij verteld
[Allen] Dat wordt er niet bij verteld.
Wij zijn de figuren uit het grote sprookjesboek
en brengen aan de kinderen ‘s avonds een bezoek
dan gaan we weer de kast in maar slaap is er niet bij
want als de kinderen slapen, dan zijn wij lekker vrij
wij willen wel eens praten, er zit ons heel wat dwars
van wat men over ons vertelt klopt bijna nooit een snars.
Verteller:
Ik weet een oud kasteel te staan - maar ik zeg aan niemand waar
daar zijn de sprookjes heel gewoon, als vrienden bij elkaar
Ze praten maar en lachen wat - een lekker glaasje prik
Geen mens die goed hun taal verstaat, nou ja, behalve ik.
Allen: Wij zijn de figuren uit het grote sprookjesboek
en brengen aan de kinderen ‘s avonds een bezoek
dan gaan we weer de kast in maar slaap is er niet bij
want als de kinderen slapen, dan zijn wij lekker vrij
wij willen wel eens praten, er zit ons heel wat dwars
van wat men over ons vertelt klopt bijna nooit een snars.
Verteller:
Hee, Kijk eens wie we daar hebben! Maar dat is lang geleden ; is dat niet
Sneeuwwitje?
Moet je ook eens gaan proberen, steeds maar in zo'n glazen kist
Met een appel in je keelgat, die er zat voor ik het wist.
En dan dagen liggen wachten tot de prins komt aangesneld
t is benauwd in zo'n klein kistje, dat wordt er niet bijverteld
Allen: dat wordt er niet bij verteld
Verteller:
Oh jongens, daar heb je de dwergen ook nog!
Hoor Sneeuwwitje nou eens klagen en ze heeft er reden voor
Maar ze ging er toch tenslotte met een rijke prins vandoor
Wij, de dwergen bleven achter - nooit heeft zij ons opgebeld
En we zijn nog steeds aan het huilen, dat wordt er niet bij verteld
Allen: dat wordt er niet bij verteld
Wij zijn de figuren uit het grote sprookjesboek
en brengen aan de kinderen ‘s avonds een bezoek
dan gaan we weer de kast in maar slaap is er niet bij
want als de kinderen slapen, dan zijn wij lekker vrij
wij willen wel eens praten, er zit ons heel wat dwars
van wat men over ons vertelt klopt bijna nooit een snars.
Verteller:
Niet te geloven, daar is Doornroosje. Wat zie jij er uitgeslapen uit!
Waren alle spinnewielen door mijn vader maar verbrandt
Want die ene in de toren prikte mij diep in mijn hand
Honderd jaren zou ik slapen - en een hand die almaar zwelt
Nooit kwam er een dokter kijken, dat wordt er niet bij verteld
Allen: Dat wordt er niet bij verteld.
Verteller:
Ach, kom maar Assepoester, jij hoort er ook bij
Iedereen vindt het een sprookje dat de prins mij koos tot vrouw
Maar mocht ik misschien ook zeggen of ik zelf de prins wel wou
Nou, ik wou hem dolgraag hebben want al had de schoen gekneld
Ik had het toch aangetrokken, dat wordt er niet bij verteld
Allen: dat wordt er niet bij verteld
Verteller:
Ik weet een oud kasteel te staan maar ik zeg aan niemand waar
Ik denk niet dat je het vinden kan dus zoek er maar niet naar.
Het hek zit bijna steeds op slot -de deuren die zijn dik
Geen mens die ooit een sleutel kreeg, nou ja, behalve ik.
Wat zie ik nou?? De rattenvanger!
t is altijd hetzelfde liedje, maar het verhaal bevalt mij niet
Want er is beslist gelogen dat ik ouders huilen liet
Niemand in ons mooie stadje heeft die onzin ooit hersteld
Ik ben juist een vrind van kinderen, dat wordt er niet bij verteld
Allen: dat wordt er niet bij verteld
Verteller: Nou, dit is een verrassing....de sprookjesfee
Als de sprookjes moeilijk worden of als er iets mis mocht gaan
zullen wij de zaak steeds redden - komen wij er heel snel aan
Kijk, wij zijn een vreedzaam volkje, maar toch soms teleurgesteld
Want wij mogen zelf niet trouwen, dat wordt er niet bij verteld
Allen: dat wordt er niet bij verteld.
Wij zijn de figuren uit het grote sprookjesboek
en brengen aan de kinderen ‘s avonds een bezoek
dan gaan we weer de kast in maar slaap is er niet bij
want als de kinderen slapen, dan zijn wij lekker vrij
wij willen wel eens praten, er zit ons heel wat dwars
van wat men over ons vertelt klopt bijna nooit een snars.
Wij zijn de figuren uit het grote sprookjesboek
en brengen aan de kinderen ‘s avonds een bezoek
dan gaan we weer de kast in maar slaap is er niet bij
want als de kinderen slapen, dan zijn wij lekker vrij
wij willen wel eens praten, er zit ons heel wat dwars
van wat men over ons vertelt klopt bijna nooit een snars.
Ik weet een oudkasteel te staan - maar ‘k zeg aan niemand wáár
Daar komen midden in de nacht - de sprookjes bij elkaar
Kabouter Kees staat bij het hek - hij kent ze op een prik
Geen mens mag daar naar binnen gaan - nou ja... behalve ik.
Wij zijn de figuren uit het grote sprookjesboek
en brengen aan de kinderen ‘s avonds een bezoek
dan gaan we weer de kast in maar slaap is er niet bij
want als de kinderen slapen, dan zijn wij lekker vrij
wij willen wel eens praten, er zit ons heel wat dwars
van wat men over ons vertelt klopt bijna nooit een snars.
gemompel: “Inderdaad” en “Moet afgelopen zijn” etc.
Verteller:
Jongens, jongens, stop eens even. Zó komen we er nooit uit.
Ieder op zijn beurt, eerst Hans en Grietje.
[Hans] Toen ik al m’n kruimels strooide wist ik heus wel wat ik deed
[Grietje] Want een kind van onze leeftijd weet wel wat een vogel eet
[Samen] Morgen zou ik ‘t koekhuis vinden - stond in ‘t sprookjesboek
vermeld
[Grietje] Hij had dus geen brood meer nodig
[Samen] Dat wordt er niet bij verteld.
Verteller:
Zo, nú klein Duimpje dan. Je staat zo te dringen.
Het idee om iets te strooien dat keek Hans eerst af van mij
maar bedanken voor die vinding is er bij dat joch nooit bij
En de heks ging in de oven, dat deed Grietje met geweld
Zoiets kun je toch niet maken - dat wordt er niet bij verteld
[Allen] Dat wordt er niet bij verteld.
Wij zijn de figuren uit het grote sprookjesboek
en brengen aan de kinderen ‘s avonds een bezoek
dan gaan we weer de kast in maar slaap is er niet bij
want als de kinderen slapen, dan zijn wij lekker vrij
wij willen wel eens praten, er zit ons heel wat dwars
van wat men over ons vertelt klopt bijna nooit een snars.
Verteller:
Nou, Klein Duimpje, doe je vinger naar beneden, jij met je gezeur, jij
bent al geweest.
Nu eerst Roodkapje.
Ieder kind vindt mij een domoor en dat komt me slecht van pas
Ik zag heus wel aan die oren dat het niet mijn oma was
Maar wat moest ik anders zeggen? Ik, Roodkapje ben geen held
‘K hoopte dat de wolf bleef liggen, dat wordt er niet bij verteld.
Verteller:
En dan gaan we nu naar het lieve, Kleine Geitje luisteren.
Ik zit heel de dag in spanning of de wolf m’n broertjes vindt
en dan alsmaar in die klok - da’s geen leven voor een kind
Ik heb tevens nog de zorgen - als er ‘s avonds wordt gebeld
hoe ik bij de deur omhoog klim, dat wordt er niet bij verteld
[Allen] Dat wordt er niet bij verteld.
Wij zijn de figuren uit het grote sprookjesboek
en brengen aan de kinderen ‘s avonds een bezoek
dan gaan we weer de kast in maar slaap is er niet bij
want als de kinderen slapen, dan zijn wij lekker vrij
wij willen wel eens praten, er zit ons heel wat dwars
van wat men over ons vertelt klopt bijna nooit een snars.
Verteller:
Ik weet een oud kasteel te staan - maar ik zeg aan niemand waar
daar zijn de sprookjes heel gewoon, als vrienden bij elkaar
Ze praten maar en lachen wat - een lekker glaasje prik
Geen mens die goed hun taal verstaat, nou ja, behalve ik.
Allen: Wij zijn de figuren uit het grote sprookjesboek
en brengen aan de kinderen ‘s avonds een bezoek
dan gaan we weer de kast in maar slaap is er niet bij
want als de kinderen slapen, dan zijn wij lekker vrij
wij willen wel eens praten, er zit ons heel wat dwars
van wat men over ons vertelt klopt bijna nooit een snars.
Verteller:
Hee, Kijk eens wie we daar hebben! Maar dat is lang geleden ; is dat niet
Sneeuwwitje?
Moet je ook eens gaan proberen, steeds maar in zo'n glazen kist
Met een appel in je keelgat, die er zat voor ik het wist.
En dan dagen liggen wachten tot de prins komt aangesneld
t is benauwd in zo'n klein kistje, dat wordt er niet bijverteld
Allen: dat wordt er niet bij verteld
Verteller:
Oh jongens, daar heb je de dwergen ook nog!
Hoor Sneeuwwitje nou eens klagen en ze heeft er reden voor
Maar ze ging er toch tenslotte met een rijke prins vandoor
Wij, de dwergen bleven achter - nooit heeft zij ons opgebeld
En we zijn nog steeds aan het huilen, dat wordt er niet bij verteld
Allen: dat wordt er niet bij verteld
Wij zijn de figuren uit het grote sprookjesboek
en brengen aan de kinderen ‘s avonds een bezoek
dan gaan we weer de kast in maar slaap is er niet bij
want als de kinderen slapen, dan zijn wij lekker vrij
wij willen wel eens praten, er zit ons heel wat dwars
van wat men over ons vertelt klopt bijna nooit een snars.
Verteller:
Niet te geloven, daar is Doornroosje. Wat zie jij er uitgeslapen uit!
Waren alle spinnewielen door mijn vader maar verbrandt
Want die ene in de toren prikte mij diep in mijn hand
Honderd jaren zou ik slapen - en een hand die almaar zwelt
Nooit kwam er een dokter kijken, dat wordt er niet bij verteld
Allen: Dat wordt er niet bij verteld.
Verteller:
Ach, kom maar Assepoester, jij hoort er ook bij
Iedereen vindt het een sprookje dat de prins mij koos tot vrouw
Maar mocht ik misschien ook zeggen of ik zelf de prins wel wou
Nou, ik wou hem dolgraag hebben want al had de schoen gekneld
Ik had het toch aangetrokken, dat wordt er niet bij verteld
Allen: dat wordt er niet bij verteld
Verteller:
Ik weet een oud kasteel te staan maar ik zeg aan niemand waar
Ik denk niet dat je het vinden kan dus zoek er maar niet naar.
Het hek zit bijna steeds op slot -de deuren die zijn dik
Geen mens die ooit een sleutel kreeg, nou ja, behalve ik.
Wat zie ik nou?? De rattenvanger!
t is altijd hetzelfde liedje, maar het verhaal bevalt mij niet
Want er is beslist gelogen dat ik ouders huilen liet
Niemand in ons mooie stadje heeft die onzin ooit hersteld
Ik ben juist een vrind van kinderen, dat wordt er niet bij verteld
Allen: dat wordt er niet bij verteld
Verteller: Nou, dit is een verrassing....de sprookjesfee
Als de sprookjes moeilijk worden of als er iets mis mocht gaan
zullen wij de zaak steeds redden - komen wij er heel snel aan
Kijk, wij zijn een vreedzaam volkje, maar toch soms teleurgesteld
Want wij mogen zelf niet trouwen, dat wordt er niet bij verteld
Allen: dat wordt er niet bij verteld.
Wij zijn de figuren uit het grote sprookjesboek
en brengen aan de kinderen ‘s avonds een bezoek
dan gaan we weer de kast in maar slaap is er niet bij
want als de kinderen slapen, dan zijn wij lekker vrij
wij willen wel eens praten, er zit ons heel wat dwars
van wat men over ons vertelt klopt bijna nooit een snars.
Wij zijn de figuren uit het grote sprookjesboek
en brengen aan de kinderen ‘s avonds een bezoek
dan gaan we weer de kast in maar slaap is er niet bij
want als de kinderen slapen, dan zijn wij lekker vrij
wij willen wel eens praten, er zit ons heel wat dwars
van wat men over ons vertelt klopt bijna nooit een snars.
Songteksten.net heeft toestemming van Stichting FEMU om deze songtekst te tonen.
De songteksten mogen niet anders dan voor privedoeleinden gebruikt worden, iedere andere verspreiding van de songteksten is niet toegestaan.