Vertaling van: Georges Brassens - Les amoureux des bancs publics
De mensen die het verkeerd zien denken dat de groene bankjes
Die je soms om de stoep ziet staan,
Gemaakt zijn voor mannen met buikjes of invalide,
Maar dat is een absurde gedachte, want in werkelijkheid zijn ze daar, dat is bekend,
Om plaats te bieden aan beginnende liefdes.
De geliefden die zitten te zoenen op een bankje
Op en bankje, op een bankje,
Zonder zich iets aan te trekken van de schuine blikken van de brave voorbijgangers
De geliefden die zitten te zoenen op een bankje
Op en bankje, op een bankje,
Terwijl ze steeds pathetisch “ik hou van jou” zeggen,
Hebben van die sympathieke smoeltjes.
Ze zitten hand in hand, praten over morgen, over het lichtblauwe behang
Dat de muren van hun slaapkamer zal bekleden.
Stilletjes zien ze zichzelf al zitten, zij aan het naaien, hij aan het roken,
In de zekerheid van een wel bevinden
En ze kiezen de voornamen van hun eerste kindje.
De geliefden die zitten te zoenen op een bankje
Op en bankje, op een bankje,
Zonder zich iets aan te trekken van de schuine blikken van de brave voorbijgangers
De geliefden die zitten te zoenen op een bankje
Op en bankje, op een bankje,
Terwijl ze steeds pathetisch “ik hou van jou” zeggen,
Hebben van die sympathieke smoeltjes. Als de heilige familie zo en zo twee van die nietsnutten
Op haar weg tegenkomt
Slingert ze hen ongegeneerd venijnige woorden naar het hoofd,
Wat niet wegneemt dat heel de familie, vader, moeder, dochter,
Zoon en heilige geest,
Zich graag zo nu en dat zou willen gedragen als zij.
De geliefden die zitten te zoenen op een bankje
Op en bankje, op een bankje,
Zonder zich iets aan te trekken van de schuine blikken van de brave voorbijgangers
De geliefden die zitten te zoenen op een bankje
Op en bankje, op een bankje,
Terwijl ze steeds pathetisch “ik hou van jou” zeggen,
Hebben van die sympathieke smoeltjes.
Als na verloop van maanden
Hun mooie vurige dromen zullen zijn bedaard,
Als de hemel voor hen bedekt zal zijn met grote zware wolken,
Zullen zij ontroerd opmerken dat het in een van die straten is,
Op een van die beruchte bankjes,
Dat zij het beste deel van hun liefde hebben beleefd.
De geliefden die zitten te zoenen op een bankje
Op en bankje, op een bankje,
Zonder zich iets aan te trekken van de schuine blikken van de brave voorbijgangers
De geliefden die zitten te zoenen op een bankje
Op en bankje, op een bankje,
Terwijl ze steeds pathetisch “ik hou van jou” zeggen,
Hebben van die sympathieke smoeltjes.
Die je soms om de stoep ziet staan,
Gemaakt zijn voor mannen met buikjes of invalide,
Maar dat is een absurde gedachte, want in werkelijkheid zijn ze daar, dat is bekend,
Om plaats te bieden aan beginnende liefdes.
De geliefden die zitten te zoenen op een bankje
Op en bankje, op een bankje,
Zonder zich iets aan te trekken van de schuine blikken van de brave voorbijgangers
De geliefden die zitten te zoenen op een bankje
Op en bankje, op een bankje,
Terwijl ze steeds pathetisch “ik hou van jou” zeggen,
Hebben van die sympathieke smoeltjes.
Ze zitten hand in hand, praten over morgen, over het lichtblauwe behang
Dat de muren van hun slaapkamer zal bekleden.
Stilletjes zien ze zichzelf al zitten, zij aan het naaien, hij aan het roken,
In de zekerheid van een wel bevinden
En ze kiezen de voornamen van hun eerste kindje.
De geliefden die zitten te zoenen op een bankje
Op en bankje, op een bankje,
Zonder zich iets aan te trekken van de schuine blikken van de brave voorbijgangers
De geliefden die zitten te zoenen op een bankje
Op en bankje, op een bankje,
Terwijl ze steeds pathetisch “ik hou van jou” zeggen,
Hebben van die sympathieke smoeltjes. Als de heilige familie zo en zo twee van die nietsnutten
Op haar weg tegenkomt
Slingert ze hen ongegeneerd venijnige woorden naar het hoofd,
Wat niet wegneemt dat heel de familie, vader, moeder, dochter,
Zoon en heilige geest,
Zich graag zo nu en dat zou willen gedragen als zij.
De geliefden die zitten te zoenen op een bankje
Op en bankje, op een bankje,
Zonder zich iets aan te trekken van de schuine blikken van de brave voorbijgangers
De geliefden die zitten te zoenen op een bankje
Op en bankje, op een bankje,
Terwijl ze steeds pathetisch “ik hou van jou” zeggen,
Hebben van die sympathieke smoeltjes.
Als na verloop van maanden
Hun mooie vurige dromen zullen zijn bedaard,
Als de hemel voor hen bedekt zal zijn met grote zware wolken,
Zullen zij ontroerd opmerken dat het in een van die straten is,
Op een van die beruchte bankjes,
Dat zij het beste deel van hun liefde hebben beleefd.
De geliefden die zitten te zoenen op een bankje
Op en bankje, op een bankje,
Zonder zich iets aan te trekken van de schuine blikken van de brave voorbijgangers
De geliefden die zitten te zoenen op een bankje
Op en bankje, op een bankje,
Terwijl ze steeds pathetisch “ik hou van jou” zeggen,
Hebben van die sympathieke smoeltjes.