Hoge Raad: zaak over contracten Garrix en platenbaas moet over
De uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over een geschil tussen Martin Garrix en zijn voormalige platenmaatschappij Spinnin Records en manager MusicAllStars Management moet over. Dat heeft de Hoge Raad vrijdag bekendgemaakt.
De zaak draait om de geldigheid van contracten die de deejay op jonge leeftijd sloot met de platenmaatschappij en het management. De zaak wordt verwezen naar het gerechtshof in Den Bosch om opnieuw te worden beoordeeld.
Toen hij net 16 jaar was, kwam Martin Garrix onder contract bij platenmaatschappij Spinnin Records en manager MusicAllStars. Ze sloten in 2012 en in 2013 verschillende overeenkomsten, waarin ook financiële afspraken waren opgenomen. Toen Garrix succesvoller werd, was hij niet meer tevreden over de belangenbehartiging door de platenmaatschappij en de manager. Hij vond dat de financiële afspraken te veel in hun voordeel uitvielen.
Niet verkeerd voorgelicht
Garrix startte een procedure die ging over de geldigheid van de overeenkomsten en over de vraag wie de eigenaar is van de tracks die Garrix heeft gecomponeerd. De rechtbank stelde Martin Garrix in het gelijk en oordeelde dat de overeenkomsten ongeldig zijn op grond van dwaling. Ook oordeelde de rechtbank dat Martin Garrix de eigenaar is.
In hoger beroep stelde het gerechtshof Spinnin en MusicAllStars deels in het gelijk. Het hof oordeelde dat de deejay bij het aangaan van de overeenkomsten niet verkeerd is voorgelicht of op het verkeerde been is gezet, zodat geen sprake was van dwaling.
Het hof oordeelde echter in het voordeel van Martin Garrix dat de contractsbepaling die Spinnin en MusicAllStars de mogelijkheid gaf om de overeenkomsten tegen dezelfde voorwaarden met twee jaar te verlengen, niet geldig is, omdat die bepaling onredelijk bezwarend is op grond van het auteurscontractenrecht. Dit oordeel had tot gevolg dat de overeenkomsten op 30 juli 2015 zijn geëindigd.
Nieuwe behandeling
Beide partijen stelden beroep in cassatie in bij de Hoge Raad. De advocaat-generaal heeft de Hoge Raad geadviseerd beide cassatieberoepen te verwerpen. Maar de Hoge Raad acht de bezwaren van beide partijen tegen het oordeel van het hof gegrond. Bij de eerdere uitspraak is volgens de raad niet genoeg gekeken naar de vraag welke contractsbepalingen wel of niet meegenomen zouden moeten worden in de uitspraak.
De zaak wordt binnenkort opnieuw behandeld en beoordeeld door het gerechtshof in Den Bosch.
Laatst gewijzigd op: 2 jaar geleden