Derek de Lint stopt nog lang niet met acteren
LEIDEN - Acteur Derek de Lint viert zondag zijn 40-jarig jubileum als acteur. Op de dag dat zijn nieuwe voorstelling Bloedverwanten in première gaat, is het exact vier decennia geleden dat hij zijn eerste professionele toneelrol speelde. Negen vragen aan De Lint.
Is dit een jubileum waar u heel bewust bij stilstaat? “Mijn agente kwam er stomtoevallig achter: ik ben eigenlijk helemaal niet zo van de grote jubilea. Een grote viering zou toch een beetje voelen alsof ik stop, en dat ben ik zeker nog niet van plan. Maar ik vind het wel mooi dat ik mijn lustrum vier met een toneelstuk, net zoals ik veertig jaar geleden ben begonnen. En het is een hele eer dat ik met Bloedverwanten een stuk speel waar de rol speciaal voor mij is geschreven. Zo vaak maak je dat als acteur niet mee.”
U bent nu 65. Heeft u na veertig jaar niet genoeg van dat elke dag weer reizen naar de theaters door het hele land? “We spelen Bloedverwanten maar vier keer per week, dus dat valt mee. Maar het klopt wel: ik heb altijd al gezegd 'het spelen doen we gratis, het publiek moet betalen voor de reistijd'. De files op de Nederlandse wegen zijn een ramp, waardoor je vaak uren onderweg bent. Maar ik doe gemiddeld maar eens in de drie jaar een theatertour, dus ik mag helemaal niet klagen."
Waarom maar eens in de drie jaar? “Omdat ik gelukkig de luxe heb dat ik mijn toneelwerk kan afwisselen met film- en televisieprojecten, en die twee maar lastig te combineren zijn. Logistiek is het simpelweg niet haalbaar: stel, je draait in Boedapest maar moet de volgende dag in Stadskanaal op het podium staan. Dan hoeft er maar iets te gebeuren - een staking, een kapot vliegtuig, mist - en iedereen heeft een enorm probleem. Een klein nadeel van toneel is dus dat je in die periode niet beschikbaar bent voor buitenlandse filmprojecten.”
Wat kunt u zich nog herinneren van uw eerste optreden in 1975? “Het was een volle zaal: op de eerste rij zat Wim T. Schippers, breed onderuit gezakt. In het stuk van recensent Jan Spierdijk stond de zin: 'Derek de Lint is de pispaal van het stuk, maar hij kan er niets aan doen'. Dat vond ik eigenlijk best positief klinken. Maar hij had gelijk: ik had slechts zeer elementaire kennis van het acteren toen. Bovendien had ik nog een Haags accent, wat mij weinig overtuigend maakte als jonge Vlaamse schrijver. De eerste goede recensies kreeg ik pas later, toen ik in de Rocky Horror Show stond.”
Daarna volgde uw rol in Soldaat van Oranje. Was uw carrière zonder die film anders gelopen?“Ik heb enorm veel aan Paul Verhoeven te danken: ik weet niet of ik doorgegaan was als acteur zonder die film. Ik vond het indrukwekkend om tegenover Rutger Hauer te staan, die was toen al een heel grote ster. Tijdens het draaien voelde ik wel dat ik in een heel belangrijke film speelde. Maar pas op de première zag ik de waarde van mijn eigen rol. Vooral de tangoscene staat me nog goed bij: 36 uur non-stop draaien in Huis ter Duin. Ik kon bijna niet meer op mijn benen staan, Paul had een heel Spartaanse manier van werken. Wat ik overigens niet als kritiek bedoel: Paul is één van de weinige regisseurs ter wereld tegen wie ik blindelings ja zeg als hij mij vraagt. Zelfs zonder het script te lezen.”
Hoe moeilijk was het om in Hollywood voet aan de grond te krijgen? “Ik viel in Nederland toch een beetje buiten de boot omdat ik geen toneelschool had gedaan. In die tijd was dat genoeg reden om acteurs niet echt serieus te nemen. Daardoor heb ik denk ik mijn focus sneller naar Amerika verplaatst. Dankzij Soldaat van Oranje was ik voor casting directors meteen méér dan 'that unemployed Dutch actor'. Overal waar ik kwam werd ik door die film meteen met respect behandeld.”
U speelt ook al bijna veertig jaar in films. Wat is in uw ogen het belangrijkste verschil tussen toen en nu? “Dat het tegenwoordig veel gemakkelijker is om internationaal te werken. Als je in de jaren zeventig auditie wilde doen voor een buitenlandse rol, moest je eerst iemand vinden die een camera had. Die moest dan een filmpje draaien, dat moest dan worden overgezet van VHS PAL naar het Amerikaanse systeem NTSC, en dat pakketje moest je dan per expres naar Los Angeles sturen. Dat was een enorm tijdrovend karwei. Nu pak je je iPhone met een externe microfoon, en binnen een half uur heeft de castingdirector in Hollywood jouw auditie op zijn scherm.”
Heeft u ooit overwogen om uw ervaringen van de afgelopen vier decennia om te zetten in memoires? “Nee. Er is onlangs wel een plan geweest om een documentaire over mij te maken. Maar dat heb ik op het laatste moment toch afgeblazen. Ik ben eigenlijk een heel 'private person'. Ik snap hoe de industrie werkt, en dat je publiciteit moet doen om aandacht te krijgen voor films of toneelstukken. En daar werk ik graag aan mee. Maar buiten die verplichtingen vind ik het heel fijn om in de anonimiteit te leven. Ik moet mezelf ook een beetje beschermen, ik ben snel te openhartig.”
Zijn er nog rollen waar u van droomt? “Ik heb nog nooit Shakespeare gespeeld; dat is iets waar ik wel eens over nadenk nu ik wat ouder word. Maar de realiteit in Nederland is dat je dat eigenlijk alleen maar bij een groot gezelschap kan spelen, en die hebben doorgaans hun vaste acteurs. Ik zou het heel fijn vinden om nog een keer met Paul Verhoeven te werken, dat ik werd gevraagd voor Zwartboek was echt een cadeautje. En verder bijt ik me het liefste vast in rollen die ik nog nooit eerder heb gedaan. Ik merk langzaam dat mijn leeftijd op dat gebied toch veel nieuwe interessante kansen biedt.”
