Maas is tevreden met Flodder in de annalen
AMSTERDAM - Dick Maas is tevreden als hij over honderd jaar onthouden wordt als geestelijk vader van het fenomeen Flodder. Dat stelt de veelzijdige regisseur in reactie op de publicatie van zijn boek Buurman, wat doet u nu? waarin hij vertelt over de veertig jaar dat hij nu zijn vak beoefent.
“Dat Flodder zo'n fenomeen zou worden, had ik dertig jaar geleden ook niet verwacht”, bekent hij nu. “Ik hoopte wel dat er veel mensen zouden komen kijken. Maar als iemand had gezegd dat iedereen in Nederland de naam Flodder nog zou kennen, had ik vermoedelijk heel hard gelachen.”
De eerste film uit 1986 trok bijna 2,5 miljoen bezoekers. Daarna volgden twee films, een televisieserie die vijf seizoenen liep en nu wordt er hard gewerkt aan een musical. “Dat is toch een vorm van succes waar de meeste cineasten hun hele leven van blijven dromen.”
Fouten
Dieptepunten kende Maas overigens ook. Down, de Amerikaanse remake van De Lift, sloeg in 2001 niet aan en ook het floppen van zijn laatste film Prooi is iets waar hij zeer ontstemd over was. “Maar dat hoort bij het vak: niet elke film kan een succes worden, hoe hard je je best ook doet. Je probeert te begrijpen wat er mis is gegaan en probeert de volgende keer niet weer dezelfde fouten te maken.”
Dit soort adviezen staan ook in zijn boek, dat zich - behalve als memoires - ook laat lezen als een handboek voor jonge makers. “Ik krijg dagelijks vragen, vooral via Facebook en Twitter”, vertelt Maas. “Ik zou ze met alle liefde allemaal willen beantwoorden, maar daar zou ik een dagtaak aan hebben. Ik hoop dat ik al die mensen van dienst ben met dit boek.”
Kennis
De beste lessen leerde Maas eigenlijk niet op de Filmacademie. "Je krijgt daar heel veel theoretische basiskennis en dat is zeker belangrijk”, stelt hij. “Maar de praktijk is altijd anders. Dat stukje miste ik echt op de opleiding: waar begint een filmfinanciering, hoe ziet een draaidag er uit, tegen welke problemen kan je aanlopen? Met mijn veertig jaar ervaring wil ik die kennis graag overdragen aan nieuwe makers.”
De regisseur staat te boek als een brombeer die altijd wel iets te klagen heeft over de Nederlandse filmwereld. Hij lacht. “Als ik dit vak niet meer leuk vond, zou ik er meteen mee stoppen. Ja, het is soms heel frustrerend dat je je voor elke nieuwe film door zo'n enorme rijstebrij aan regeltjes en commissies heen moet worstelen. Maar het gevoel als je weer op de set staat, compenseert alles. Ieder beroep heeft zijn nadelen - er is geen mens die elke dag fluitend naar zijn werk toe gaat.”
De regisseur vindt zijn laatste film altijd zijn beste - nu is dat dus Prooi, de horrorkomedie over een leeuw die huishoudt in Amsterdam. “Mensen roepen altijd dat De Lift een mijlpaal was in de Nederlandse filmgeschiedenis. Maar als ik hem terugkijk, zie ik vooral wat er aan mankeert. En dat is eigenlijk best veel. Op al mijn films valt best veel aan te merken. Maar er zijn er een paar die boven de middelmaat uitsteken. Daar ben ik al best tevreden mee.”
